Het is altijd leuk Zeeland te ontvangen, vooral na een op Walcheren doorgebrachte zomer. Het tijdschrift wordt uitgegeven door een provinciaal en koninklijk genootschap voor wetenschappen en met enige regelmaat slipt de beeldende kunst met de natuurwetenschappen mee het blad binnen. In het september nummer is dat in een artikel van genootschapslid Jim van der Meer Mohr die probeerde het leven en oeuvre van de onbekend gebleven laat 18e eeuwse kunstschilder Jan Baptista van Aerde in beeld te brengen en daarvan verslag doet. ((Jim van der Meer Mohr, ‘Jan Baptista van Aerde (ca. 1738-1812), een vrij onbekende kunstenaar die in de 18e eeuw ook enkele werken in Zeeland heeft gemaakt,’ in Zeeland, Jaargang 28, nummer 3, september 2019 (p. 100-105).)). De auteur achterhaalde zes werken van de kunstenaar: een drietal portretten en een schoorsteenstuk geschilderd in de buurt van het Zeeuwse Goes, een altaarstuk voor de rooms-katholieke kerk van Weert en een portret van een priester of pastoor in Amsterdam ((Zie bijvoorbeeld het schoorsteenstuk uit 1766 in de beeldbank van het RKD: RKD Images, opgehaald 11 spetember 2019)). Ook vond hij in een databank van een veilinghuis nog genoemd een voorstelling van een ‘naaister.’ In het archief van de gemeente Amsterdam zocht en vond hij enkele gegevens in de burgerlijke en kerkelijke stand en een aantekening dat het beroep van Van Aerde bij zijn overlijden ‘koopman’ was. Van der Meer Mohr trok daaruit de conclusie dat ‘kennelijk’ Van Aerde niet succesvol was en de opdrachten uitbleven en de kunstschilder daarom van beroep veranderd was. Hier maakt de auteur een vergissing, mogelijk omdat hij volstrekt heeft verzuimd de meest voor de hand liggende bronnen te raadplegen en wel de gedigitaliseerde 18e en 19e eeuwse kranten die via de delpher.nl website van de Koninklijke Bibliotheek eenvoudig online zijn in te zien. Uit die kranten zou hem gebleken zijn dat Van Aerde zich juist succesvol midden in het artistieke leven van Amsterdam heeft gestort en dat het niet pas na verder onderzoek is uit te sluiten is dat van de honderden bij de RKD geregistreerde anonieme behangselschilderingen uit het einde van de 18e eeuw meerdere geschilderd zijn door de ‘koopman’ of misschien beter gezegd: ‘woninginrichter’ J.B. van Aerde. En dat hij ons mogelijk juist een groot, maar wellicht alledaags oeuvre heeft nagelaten, dat nog niet is herkend. Van de 1441 in de beeldbank van de RKD geregistreerde behangselschilderingen worden er 1038 gedateerd tussen 1767 en 1825 en daarvan zijn er 472 vermeld als van een (nog) onbekende hand ((RKD Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, hun beeldbank RKD Images, geraadpleegd op 8 september 2019.)). Het is zeer aannemelijk dat hier werk van Jan van Aerde tussen zit. Op dit moment onderkent de RKD hem in het geheel niet als schilder van kamerbehang en dat is in het licht van een succesvol langjarig bestaan van een winkel in kamerbehang en teken- en schildersgereedschap die Van Aerde in 1771 in de Kalverstraat begon vermoedelijk onjuist. Aan de hand van advertenties in het historische krantenarchief schets ik van die winkel hieronder de geschiedenis. Dat van Van Aerde een portret bestaat en hij stichter van een rooms-katholiek hofje en kapel in de Jordaan was, mag verder ook niet vergeten worden.
Kunstschilder en kamerbehanger in de Kalverstraat;
met een winkel in teken- en schildersbenodigdheden
De oudste advertentie die ik trof was uit het jaar dat Van der Meer Mohr vond als het jaar van vestiging van Van Aerde in Amsterdam. In de Amsterdamse courant van 23 juli 1771 adverteert hij zijn winkel in de Kalverstraat voor de verkoop van ‘geschilderd Doek om Kamers te behangen’ en allerhande schilders benodigdheden. Met dat laatste bedient hij niet alleen zichzelf en andere kunstschilders, maar vast ook het grote aantal amateurs dat, blijkens de vele tekengezelschappen, die in die jaren ontstonden, zich op de kunsten had gestort.
Vergelijkbare advertenties zijn er in de volgende jaren in kranten in Amsterdam, maar ook in Haarlem en in Leiden. In 1772 adverteert hij bijvoorbeeld op 28 april niet alleen in de Amsterdamse courant, maar ook in de Haerlemse courante. Hij noemt zich ‘Konstschilder in de Kalverstraat’ en vat zijn aanbieding daarbij van velerlei teken- en schildergereedschap samen met ‘..en al wat tot een volkomen Behangsel-Winkel behoort..’ Op 29 januari 1774 in de Oprechte Haerlemsche courant gebruikt hij in zijn aanbieding de term die ik boven deze aantekening heb gezet: ‘alle soorten van Nieuwmodische Kamer-Behangsels.’ Een van delpher.nl ontvangen beeld van de advertentie plaats ik hieronder ((delpher.nl, geraadpleegd op 7 en 8 september 2019, ‘J.B. van AERDE, Konstschilder in de Kalverstraat)). Door erop te klikken wordt hij vergroot en leesbaar.
Op 22 oktober 1782 laat J.B. van Aerde in de Amsterdamse courant weten dat zijn ‘Behangzel-Winkel’ vier soorten Engelse potloden verkoopt. Uit de advertentie blijkt verder dat zijn winkel in de Kalverstraat zich bevond in een pand met de naam ‘De Ster’ tegenover de steeg ’t Klooster. Dat is ongeveer naast de plek waar ooit de rooms-katholieke schuilkerk ’t Boompje stond en later Vroom & Dreesman was gevestigd. In 1784 adverteert hij op 22 april in diezelfde courant dat hij inmiddels ook in Holland gefabriceerde Engelse en Schotse tapijten verkoopt. In 1789 laat hij zowel in de Amsterdamse als de Leydse courant (16 december 1789) weten dat ‘DE KAMER-BEHANGSELS-WINKEL van J.B. VAN AERDE’ in de Kalverstraat verhuist naar een adres schuin tegenover een steeg naar het Begijnhof en naast een daar gevestigde spiegelwinkel. Enige synergie tussen geschilderd behang en spiegels zal er el geweest zijn. Een decennium later verhuist de ‘Behangzel-Winkel’ wederom in de Kalverstraat, nu naar een pand nabij de ‘St. Luciasteeg.’ (Amsterdamse courant, 17 oktober 1799). Een dochter van Van Aerde, Petronella, was inmiddels getrouwd met Johannes Meulman G. zoon en hij zal na de dood van zijn vrouw (1809) en schoonvader (1812) de behangselwinkel voortzetten. Muilman plaats eind 1812 in meerdere couranten in zowel het Frans en het Nederlands berichten over het overlijden van zijn schoonvader en de voortzetting van de onderneming door hem. Bijvoorbeeld op 30 december 1812 in Feuille politique du département du Zuiderzee. De erfprins van Oranje is dan op vaderlandse boden nog net niet teruggekeerd. Een later bericht over de succesvolle Firma Van Aerde vond in in de Oprechte Haarlemsche Courant van 21 april 1827. Daarin wordt een veiling aangekondigd van een groot aantal behangsels, vloerkleden, linnen en vergulde ornamenten uit het ‘alom gerenommeerde Magazijn van Mejuffr. de Wed. J. Meulman, Erven J.B. van Aerde.’ Zij moet de tweede echtgenote van Van Aerde’s schoonzoon zijn geweest en houdt een opruiming omdat de winkel wordt overgenomen door de kamerbehanger J.A. Endel, die op dat moment op de Leidsegracht woont, maar met zijn zoon J.F. Endel de onderneming zal drijven in het ‘alom bekende huis van de Erven J.B. van Aarde, in de Kalverstraat.’ Zowel de weduwe Meulman als Endel plaatsten daarvoor advertenties ((Opregte Haarlemsche Courant, 29 maart 1827, Advertentie, geraadpleegd op delpher.nl op 8 september 2019)). De laatste jaren waarin de winkel opduikt in de nieuwsbladen is als de een in Leiden gevestigde fabrikant B. Dijker, rijks- en hofleverancier van binnen- en buitenjaloezieën, adres kiest bij J.A. Endel in de Kalverstraat. Tot 1849 adverteert Dijker nog met dat adres ((Algemeen Handelsblad, 14 april 1849 op delpher.nl, opgeroepen op 8 september 2019, ‘Advertentie‘)).
Agent voor Jean Zuber & Cie
De fabriek bestaat nog steeds anno 2019 in Frankrijk en drukt zijn klassieke behang ontwerpen op een traditionele manier met gesneden houtblokken. Van de exotisch landschappen die voorbedrukt door Jean Zuber & Cie in binnenhuizen terechtkwamen, is wellicht de aardigste het behang ‘Gezichten op Noord Amerika’ dat door Jacky Kennedy in het Witte Huis in Washington een plaats kreeg ((‘Zuber & Cie,’ op wikipedia.com, engelse editie, geraadpleegd op 7 september 2019.)). In een Leids kunsthistorisch jaarboek vond ik dat de ‘Erve Van Aerde’ (zijn schoonzoon Meulman) tussen 1815 en 1821 maar liefst twaalf van deze voorbedrukte landschappen van Jean Zuber in Amsterdam verkocht ((Koldeweij, Eloy F. en Jacqué, Bernard, ‘Sales of scenic wallpapers from Jean Zuber & Co in The Netherlands (1815-1824)’, in: Het Nederlandse Binnenhuis gaat zich te buiten (Leids Kunsthistorisch Jaarboek 14), Leiden 2007, pp. 216-227.)). Dat de mode van exotische landschappen niet pas van na 1800 was, mag daarbij blijken uit een Historische reisbeschrijving van geheel Zuid-America van twee Spaanse donnen. Het werk van George Juan and Antonio de Ulloa met ‘fraaie afbeeldingen’ werd in het Nederlands in 1771 gepubliceerd in het Zeeuwse Goes door Jacob Huysman. ‘J.B. van Aerde, Kunst-Schilder te Amsterdam,’ is volgens een naamlijst één van de intekenaren van het boek ((Link naar het boek staat in de tekst zelf, geraadpleegd op Google Books op 8 september 2019.)). Dat zijn echtgenote in Goes geboren was en hij daar opdrachtgevers had, zal met die intekening wel samenhangen.
De kapel van het Maagdenhuis
Adriaan de Lelie, die in 1792 het bovenaan deze pagina afgebeelde groepsportret in de tekenzaal van Felix Meritis maakte, waarop ook Jan van Aerde werd afgebeeld, schilderde in 1788 de vier bouwregenten van het nieuwe Amsterdamse Maagdenhuis. Het schilderij is afgebeeld in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren in een artikel van R. Meischke uit 1980 over de bouwgeschiedenis van het rooms-katholieke Maagdenhuis ((dbnl.nl, R. Meischke, ‘Amsterdam. Het R.C. Maagdenhuis en St. Elisabeth-gesticht,’ (Amsterdam, 1980), op dbnl.nl, geraadpleegd op 8 september 2019)). In dat artikel verschijnt op pagina 133 vook J.B. van Aerde omdat hij in 1789 f 791 ontving voor behang en gordijnen voor de nieuwe kerk die zich in een zaal in het Maagdenhuis bevond. Ik noem hier de pastoor van die kerk, Jacob Cramer, later Aartspriester van Holland en Zeeland, die volgens Meischke een zeer actieve rol bij de inrichting van het Maagdenhuis speelde. Van der Meer Mohr verwerpt in zijn artikel een vroegere identificatie van een portret geschilderd door J.B. van Aerde van een priester of pastoor in de collectie van Museum Ons’ Lieve Heer op Solder. Mogelijk is Cramer dan een serieuze nieuwe kandidaat.
Het door Van Aerde gestichte katholieke Regenboogshofje
Noemt Van der Meer Mohr Jan van Aerde op het laatst van zijn leven ‘koopman,’ de Rijksdienst voor het Monumentenzorg maakt van de kunstenaar zelfs een ‘bankier’ ((Saskia van Ginkel-Meester e.a., Monumenten in Nederland. Noord-Holland, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 2006, p 153, gepubliceerd op dbnl.nl, geraadpleegd op 8 september 2019.)). Dat is wat overdreven, maar het moet Van Aerde financieel goed zijn gegaan, want hij stichtte in 1806 voor rooms- katholieke ouderen een hofje met kapel in de Tuinstraat in de Amsterdamse Jordaan. Het Regenboogs-Liefdehofje, zie bijvoorbeeld de website van ‘Hofjes in Amsterdam,’ zou na vernieuwingen en eigendomswisselingen nu bestemd zijn voor muziekstudenten. Het huidige complex stamt uit 1884 en deed Monumentenzorg erover schrijven. Een plaatje van de gevel van het hofje is te vinden in Katholiek Amsterdam 19e eeuw (eerste helft) op de website van de Stichting Katholiek Erfgoed. In die tekst ook aandacht voor de emancipatie en Hollandse en Zeeuwse missie van de katholieke kerk rond 1800 tegen welke achtergrond het werkzame leven van Van Aerde al sinds zijn eerste opdracht voor een altaarstuk in Weert verder onderzocht mag worden. Waar de naam ‘regenboogs’ liefdehofje vandaan komt in het zich tolerant noemende en tegenwoordig daarom met de regenboogvlag wapperende Amsterdam, is mij niet bekend. In een krant uit 1867 wordt het door een dr J. Texeitra de Mattos al zo genoemd en werden er maar liefst 40 ouderen verpleegd ((Algemeen Handelsblad, 13 juni 1867, op delpher.nl.))! Ik vermoed dat de naam wel enige bron in de bijbel zal hebben, maar het is verleidelijk er een aardigheid in te zien dat het hofje met die kleurrijke naam door een gedreven vertegenwoordiger van een religieuze minderheid in Amsterdam en bovendien een kunstschilder met een teken- en schilderswinkel is gesticht.
Het groepsportret met J.B. van Aerde in de tekenzaal van Felix Meritis, door Adriaan de Lelie (1792)
Van der Meer Mohr laat na het te melden, maar er bestaat een portret van Van Aerde. Hij werd namelijk in 1792 afgebeeld door Adriaan de Lelie in een groepsportret gemaakt in de tekenzaal van Felix Meritis. Het schilderij bevindt zich in de collectie van het Amsterdam Museum, hier een link naar het werk in de beeldbank van dat museum: Voordracht over de anatomie door Andreas Bonn voor het departement der tekenkunde van Felix Meritis ((object-nummer SA 3036.)). Wie wil weten wie wie is op het groepsportret moet een tekening van het schilderij raadplegen die werd gemaakt door Hendrik Willem Caspari waarop de gezichten zijn genummerd en van een naam voorzien. De tekening zelf bevindt zich in het Rijksprentenkabinet, maar op de website van RKD Images is hij ook te bekijken, hier een link. Daaruit blijkt dat J.B. van Aerde afgebeelde nummer 26 is en dat is de man, die vanuit de schaduw tussen anderen ons aankijkt. Dat riep bij mij een vraag op. De enige andere aanwezige die ons aankijkt, half verscholen achter iemand anders en dus met een enkel oog slechts, is de schilder zelf, Adriaan de Lelie. Het doet vermoeden dat De Lelie enige bijzondere relatie met Van Aerde had. Hielp Van Aerde hem misschien met het maken van voorbereidende tekeningen van sommige aanwezigen. Het is maar een gis. Misschien ligt meer voor de hand het feit dat De Lelie net als Van Aerde katholiek was, afkomstig uit Tilburg, en in Antwerpen werd opgeleid; De Lelie overigens bij een verder onbekende behang en decoratieschilder A. Peeters ((Josephina de Fouw, Adriaan de Lelie (1755-1820), strateeg, netwerker en vernieuwer (Amsterdam, 2014), masterscriptie museumconservator aan de Universiteit van Amsterdam gepubliceerd op www.bossche-encyclopedie.nl, geraadpleegd op 9 september 2019. Zie ook UvA Scripties Online: Josephina de Fouw)). Was het een hoofdknik naar elkaar van twee katholieken die het ooit beeldenstormende hervormde deel der Hollandse natie aan het teken hadden gekregen? Ik houd het daar maar op. Zo’n winkel op de Kalverstraat doet natuurlijk wonderen.
Langs de Schelde
De door Van der Meer Mohr op basis van zijn oeuvre vastgestelde band met Zeeland van Van Aerde verdient nog enige aandacht. Getuigen van die band zijn enkele opdrachten rond Goes en zijn vrouw Cornelia Bosdijk. Dat zij de in Goes op 19 oktober 1738 katholiek gedoopte dochter is van Pieter Bosdijck en Pieternella Jansen Rijck neem ik aan omdat haar moeder later in Amsterdam als getuige aanwezig is bij de doop van kleindochter Petronella Brigitta op 10 november 1772. Aan de hand van andere doopnamen en -getuigen in Amsterdam valt te veronderstellen dat Van Aerde’s ouders Pieter en Angela heetten en een broer of oom Frans Severinus. Deze combinatie van namen hielp mij helaas niet om uit te vinden, waar Jan Baptista nu precies vandaan kwam. Antwerpen natuurlijk, dat stellen de archieven in Amsterdam. Maar Van Meer Mohr vond in Antwerpen geen bewijs van doop of geboorte. Wat opvalt echter bij het onderzoeken van de naam Van Aerde is dat hij aan de katholieke oostkant van Zeeuws Vlaanderen en in West Brabant, ter weerszijde van de Scheldeforten Lillo en Liefkenshoek, vaak voorkomt langs de grens van het huidige België en Nederland. ((Online de genealogisch relevante databanken van het Zeeuws Archief en het Stadsarchief van Amsterdam)). Daar dus waar ooit de linies tussen rooms en hervormd lagen. In zekere zin heeft Van Aerde die linie verplaatst van de Schelde naar de Amstel, naar het centrum van artistiek Holland. De kapel die hij bij zijn hofje in de Jordaan inrichtte werd helaas in 1947 afgebroken, zegt een lokale website ((jordaanweb.nl.)). En het kennelijk voor die kapel aangekochte 17e eeuwse altaarstuk van Johannes Voorhout kwam uiteindelijk ook terecht in de collectie van de Amsterdamse schuilkerk op zolder.
11 september 2019.
De redactie (HAH).